Zelfvoorzienende landbouw

Bij zelfvoorzienende landbouw verbouwt de boer gewassen en houdt hij vee alleen voor zijn eigen gezin of familie, niet om de producten op de markt te verkopen. Een volledig zelfvoorzienende boer hoeft dus eigenlijk zijn boerderij niet te verlaten om op de markt graan, groente, vlees en dergelijke te kopen. Een mooi voorbeeld van min of meer zelfvoorzienende landbouw is de nomadische veeteelt van de Masai. De Masai is een volk dat leeft in Oost-Afrika, en telt ongeveer 1,5 miljoen mensen, de helft in Tanzania en de andere helft in Kenia.

 

Nomaden zijn veeboeren die met hun kudde steeds opnieuw verhuizen op zoek naar eten voor de koeien, geiten of schapen. Daarom kennen ze ook geen grenzen, bijvoorbeeld tussen Tanzania en zijn buurlanden. De Masai hebben geiten, schapen en vooral koeien, en gebruiken bijna alles ervan. Ze eten het vlees, drinken hun melk en bloed, gebruiken de huiden voor hun hutten en maken van de botten dingen als kammen. Omdat ze nooit lang op één plaats wonen, hebben ze geen mooie huizen. Eeuwenlang hebben de Masai zo kunnen leven, maar toen de Engelsen kwamen ging het mis. Ze gingen dood aan ziektes die ze niet kenden, hun koeien werden ziek en land werd vaak van hun afgepakt. Maar ze zijn er nog steeds, al hebben ze het moeilijk ook omdat hun land tegenwoordig vaak onder de strenge regels van de natuurgebieden (nationale parken) valt.

 

Masai eten heel soms vlees van hun koeien, geiten of schapen, maar alleen wanneer er echt genoeg is. Hun belangrijkste voedsel bestaat uit de melk van hun vee. Ze doen urine van hun koeien bij de melk om te voorkomen dat deze te gauw zuur wordt. Vroeger aten ze geen graanproducten, nu staat er ’s ochtends ontbijtpap op tafel. Ze eten ook weinig groeten en fruit. Toch zijn ze best gezond. Als de koeien in de droge tijd weinig melk geven, tappen ze een helve liter bloed bij een koe af, doen er melk bij en drinken dat op. Ook honing van wilde bijen staat vaak op het menu.

Maak jouw eigen website met JouwWeb